“Au! Hee, gekkie! Kippen eten geen mensen! Wist je dat niet!” Als antwoord kijkt ze me scherp aan, haar kop een beetje scheef om omhoog te kunnen kijken.
De kippen beschouwen mij als een kruising tussen een superkip met 3 bekken en een reuzenworm. Dat inzicht kwam plotseling tot mij door het gedrag van één van hen, toen ik ze gesneden paksoi kwam brengen.
Kippen zijn alleseters. Ze houden erg van gras en groene spullen, maar een wormpje of een insectje versmaden ze zeker niet!
De drie legkippen hebben geen naam. Heeft geen zin, ze lijken zoveel op elkaar als Kwik, Kwek en Kwak. ’t Is wel duidelijk dat één van hen het domste is. Dat heb je altijd met zussen – ééntje is de sufferd die het allemaal net niet helemáál begrijpt.
Maar deze vlak voor m’n voeten is dat niet! Ze loopt als een tijger langs het hek van haar kooi – terwijl haar zusters al lekker aan het krabben en pikken zijn – om maar een hapje van mij te pakken te kunnen krijgen. Ik zit natuurlijk geamuseerd toe te kijken (als kippenfluisteraar in opleiding), en voel me veilig beschermd door het gaas.
Het is soms echt alsof je tijgers te eten moet geven. Ik moet de kooi optillen om het bakje eronderdoor te kunnen schuiven. We hadden éven niet gedacht aan een luikje of deurtje tijdens het ontwerp. Geeft niet, zo kan het ook. Nu moet ik wel mijn vingers blootstellen aan die drie scherpe bekjes. Een kippepik kan best pijnlijk zijn, en het geeft een schrikreflex die je maar moeilijk kunt beheersen.
Ik probeer te wijzen op wat er achter haar rug gebeurt, maar ze reageert alleen op het zien van mijn vinger. “Mjam! ‘k Heb al dagen geen vlees gehad”, zie ik haar denken. “Wat een heerlijk lekkere vette dikke worm is dit! ‘k Heb ze wel nooit door de lucht zien zweven, maar wat geeft het?”
Dat die lekkere vette dikke worm aan mij vastzit, komt blijkbaar niet in mevrouw kip op
Ze mogen ’s ochtends even los, als ik in de moestuin aan het dingesen ben. Als ik dan op slippers loop, moet ik nog uitkijken dat ik met al m’n tenen thuiskom. Zeker als ik rode nagellak opgedaan heb. Dan denken ze zoiets als: “Wauw! Een roodkopworm! Een delicatesse!”
Verder is het heel knus, kippen. We hebben goeie gesprekken – we lullen gezellig langs elkaar heen; zij over een grasspriet hier of daar; ik over het Leven.
Ik kan het je van harte aanbevelen!