Ken je dat experiment van Ikea?
Ze hebben twee planten bij de ingang van een school gezet. De éne plant kreeg niks dan beledigingen, scheldwoorden en ellende over zich heen. De andere kreeg alleen maar complimentjes en lieve woorden. Na 30 dagen was het verschil overduidelijk.
Ik praat al jaren met m’n planten
Als ik de rucola kaal pluk, zeg ik: “Sorry maar ja … je bent zo’n lekkerdje hee!” De kerstroos, die van de winter stond te strálen in de hal, complimenteerde ik elke dag met hoe mooi ze was. ‘k Heb haar ook aangemoedigd om iets aan haar spiervezels te doen, want ze maakte zó veel rode en groene blaadjes, én bloemen, dat een paar takken het gewicht nauwelijks konden houden.
Werkte niet. Er brak er toch een af. Planten hebben geen spiervezels …
Op een mooie dag kwam Broes met een bosbessenstruik thuis
Ik dacht slim te zijn, en plantte ‘m onder de kiwi. De kiwi vrouwtjes zijn al best wel groot, en geven lekker schaduw op ons achter-de-keuken-terrasje. Kiwi’s geven ze dan weer niet, maar daar kom ik zo wel op terug.
Ik dacht dus: BOSbes. Die wil een beetje schaduw.
Beter om soms effen de dingen op te googelen dan op je instincten te vertrouwen, zeker als ex-stads bleekneusje. Alles is ongeveer verkeerd: een bosbes hoeft helemaal niet zoveel schaduw, houdt niet zo van kleigrond, en lust geen mineraalwater met een pH van minder dan 7.
Sommige planten zijn een beetje tutjes. Komkommers (wij noemen ze standaard komkommerenkwels) lust ons water niet. Teveel calcium en magnesium. De bosbes wil ook veel liever alkalisch water, maar deze doet niet moeilijk over ons (pure, gezonde, elk jaar geanalyseerde, heerlijk zachte, zuivere) mineraalwater.
Die staat sinds een paar weken alweer te pronken met een bos bloemetjes en bessen dat het een lieve lust is! Die heeft er zin in, dat kun je zo zien! En ik praat eigenlijk heel weinig met die plant, want het is een beetje 13-in-een-dozijn persoonlijkheidje. En niet zo vrolijk ook; zeg ik: “Hallo, ouwe bes, hoe gaat ’t ermee?” – snibt die terug: “Huh, kijk naar je eige, je ben zelf een ouwe bes.”
Enfin, Broes kwam er met nog één aan. ’n Beetje een zielige supermarkt-staak. En we hadden alletwee dezelfde gedachte: plant ‘m direct achter die andere, kijken welke het leven het leukst vindt!
Vóór het plastic vangen de plantjes de meeste zon, en staan ze toch nog beschut. Wij zijn reuze benieuwd hoe dit experiment zich ontwikkelt …
De mannetjes kiwi staat er pal naast. Hij heeft de herfst en de winter overleefd. In de winter houden de twee vrouwtjes kiwi’s zich natuurlijk gedeisd. Maar nu gaat het erom spannen. Overleeft-ie de slakken, rupsen, en het gesnater van die twee dames? Want de drie mannetjes die ik hiervoor plantte, waren volkomen geïntimideerd door die enorme weldoorvoede meissies. Ze zagen er geen gat in, en stierven een voortijdige dood.
Deze heb ik de winter doorgepraat. Ik zou mezelf wel “kiwi-coach” kunnen noemen, ware het niet dat dat nogal absurd klinkt – ook al zijn er inmiddels nog zoveel coaches op de wereld.
Ik als kiwi-coach zeg dan bijvoorbeeld: “Kom jongen, klein maar fijn, jij staat op de beste plek, laat ze maar lullen. Vrouwen praten totdat ze er blauw van zien, mensen, kiwi’s – maakt niet uit. Trek je er niks van aan, trek je eigen plan, maar MAAK KLEINE KIWITJES!”
Ik hou jullie op de hoogte. Als ik m’n eerste eigen-bij-mekaar-gelulde kiwi eet, zal ik het je laten weten!