Schaapherder Dom Julio – zo noemde ik hem – was een zeer toegewijd vader voor zijn kudde schapen en geiten. Hij stond bijna elke middag in het veld achter het badhuis, leunend op zijn stok, een deuntje te fluiten.
Hij was één van die boeren die heel mooi kunnen fluiten
Hij deed dat in een tijd dat je nog niet altijd alles opnam … dus helaas, je zult me op mijn woord moeten geloven. Maar ‘k heb een klein introotje van een nummer van António Zambuja gevonden, dat je een beetje een idee geeft …
Als ik Dom Julio hoorde fluiten, werd ik onmiddellijk ontspannen van binnen, hoe druk het ook was. Het was heel onnadrukkelijk, bescheiden, voor zichzelf, en dus helemaal niet hard, en met zo’n mooi trillertje, weet je wel? Doen mannen dat nog, voor zichzelf een beetje lopen te fluiten? Leren vaders hun kinderen dat nog?
Enfin, Dom Julio liep van Coles de Samuel door de heuvels naar beneden, en liet z’n beesten hier kruiden eten, daar hard gras, en hier beneden het sappige gras. Dat mochten ze blijkbaar niet zoveel eten, want na een uurtje was-ie meestal weer weg. Ging-ie weer door, naar het Groene Eiland.
Het Groene Eiland heet zo, omdat de vorige eigenaar van de velden eromheen de hele boel ontgonnen en geëgaliseerd heeft, en alles wat hij overhad op een grote hoop gegooid heeft.
Best een opmerkelijke prestatie, ook al is het met van die enorme dinosaurus-machines gedaan. Hij heeft ook de entree gemaakt; eigenlijk wou hij dat dwars door onze boomgaard doen, want boeren mogen graag een stukje land van een ander inpikken.
Dat heb ik tenminste opgepikt in de vorige eeuw, dat boeren dat doen, tijdens mijn avonturen als freelance assistent-makelaar
Op precies dat stukje land stonden op een mooie dag drie mannen een heftige ruzie uit te vechten. Dat kwam door Eugénio. De gifkikker noem ik hem, noemde ik hem, want hij is niet meer onder ons. Gelukkig, mag ik wel zeggen, want hij heeft een boel dooie dieren op zijn conto staan, en ik mag van harte hopen dat de katholieke God hem daar flink op aangesproken heeft, toen-ie bij de hemelpoort aanklopte. Nóg veel flinker dan ik deed.
Eugénio reed immer op een ouwe groene tractor, plupplupplupplupplup, waarvan je het geluid al van verre herkende, en zijn buikvet en onderkin bibberden met de motor mee. Ik heb een paar keer het ongenoegen gehad om met de man te spreken – hem aan te spreken liever gezegd, op zijn gedrag, want hij heeft wel 10 honden die ik kende of die bij ons onderdak gevonden hadden, vergiftigd.
Vítor, de dinosaurus-man, was ook aanwezig, en Dom Julio stond buiten zichzelf naast zijn kudde, op weg naar het Groene Eiland, woedend te schreeuwen. Zo had ik die lieve man nog nooit gezien. Vítor probeerde er steeds tussen te komen, maar had niet veel kans.
Waar ging het over? Over precies dat stukje land, waar de entree naar die velden was gemaakt. Eugénio vond, dat dat bij zijn boomgaard hoorde. Vítor vond dat het bij zijn velden hoorde, en Dom Julio vond dat hij het recht had om met zijn kudde over dat weggetje te lopen, wat Eugénio al niet eens goed vond.
Toen ik erbij kwam, ving ik heel merkwaardige dingen op. Ze klonken als een stelletje 18-e eeuwse beledigde edellieden; helemaal niet als portugese boeren
“U heeft hier gewoon aan MIJN slootkant uw behoefte zitten doen! Op klaarlichte dag!” bibberde Eugénio. Hij is één van die mensen die het “aan het hart hebben”; alles wat ze doen is beverig. Heel onappetijtelijk, net als dat merkwaardige verwijt. Dom Julio schreeuwde terug: “U bent gek geworden meneer! Dat is een belediging! U heeft het recht niet om mijn schapen te vergiftigen!!”, want dat had hij dus gedaan. Hij had expres gif over het gras bij de entree gespoten, en daar kunnen vooral de schapen niet tegen. Geiten zijn van een ander kaliber, maar die hebben ook zo hun grens.
Ik zat uiteraard direct in het Kamp Júlio, want zoals je uit het bovenstaande begrijpt, kon ik Eugénio niet uitstaan, en de relatie met Vítor, die dwars door onze boomgaard wilde ploegen, was op z’n zachtst gezegd gecompliceeerd.
Het aardige van het geval was, dat het dus bij ons land hoorde, en dat ze er geen van drieën enig recht op hadden. Het werd niet zo heel erg op prijs gesteld dat ik me er ook nog ’s mee ging bemoeien, maar uiteindelijk, met veel heen en weer lopen en wijzen, werd mijn claim morrend geaccepteerd. Jaja, wij hadden Vítor toestemming gegeven om zijn entree te maken, en Dom Júlio mocht er gewoon overheen.En wat mij betreft had Eugénio gewoon z’n bibbermond dicht te houden.
Wat mij wel duidelijk werd, die middag, is dat boeren een bijzonder volkje zijn, dat je precies het juiste evenwicht moet zien te vinden tussen duidelijk zijn en beschaafd blijven – het zijn tenslotte je buren – en dat het waar is dat een boer gráág een stukje land erbij pikt.
Wij zijn in 2000 verhuisd van Rotterdam, Holland naar Termas-da-Azenha, Portugal. Een hele stap, zeker met twee kleine kinderen.
We zijn bezig gegaan met het herstel van een van Portugal’s erfgoederen: Termas-da-Azenha, een oud kuuroord met inmiddels 4 vakantiehuizen, 2 gastenkamers, een kampeerterrein en een heleboel leuke dingen om te doen.
Overal vind je mozaieken en muurschilderingen. Het oude badhuis wordt meer en meer een museum, waar je je kunt verwonderen over hoe de dingen veranderd zijn.
Sinds een paar jaar zijn we de enige B&B&B in de wereld: Bed & Breakfast & Bathrobes.
Elke week een blogje over wat er zo om ons heen gebeurt. Lichte kost, makkelijk te lezen, een paar minuutjes in een andere wereld. Even wat meer weten over hoe het reilt en zeilt in Portugal. Mocht je je vakantie naar Portugal plannen, zou dit een goede voorbereiding kunnen zijn.
Je kunt je abonneren op het blog – kijk maar hiernaast »
Dan krijg je het elk weekend in je bus.
Op zondagochtend publiceren we de link op onze Facebookpagina en op Instagram.